Een reis langs monniken, kerken en wierden

(Dagblad van het Noorden, woensdag 24 juli 2002)

Mooi man, zo'n ouwe bus. Aan heel veel vering doet zo'n apparaat niet. Dus zorgt de eerste de beste drempel, waar verkeersdeskundigen het land mee hebben volgepompt, onder hilariteit van de reizigers voor frivole luchtsprongetjes. We zitten dan nog in Zuidhorn en reisleider Cees Stolk heeft zojuist zijn eerste van een reeks mislukte pogingen achter de rug om via de microfoon nuttige informatie te verstrekken. Storinkje.

Chauffeur Harry Bodde stuurt zijn oldtimer (1957, prima bouwjaar) bij Briltil behendig de smalle kanaalbrug over. Het eerste doel is Aduard, het kloostermuseum Sint Bernardushof, een herbeleving op schaal van de immense kloosterorde der Cisterciënsers ter plaatse. Een plek met een mooie en kalme terrastuin.

Er duiken direct twee monniken op. Althans, quasi-monniken. Broeder Ies de Boer is tevens bewoner van het museum. We mogen zijn woonkamer bespieden. Met bedstee. Wie daarin stiekem om 't hoekje kijkt, ontdekt een tweede kussen. Foei broeder. Plus een gezellig tv'tje.

Je kunt er museumvoorzitter Davien Vonk treffen als verteller over die rijke geschiedenis van het klooster, over de geleerde Agricola, over de kloostermoppen, het rioolstelsel. Maar mooier is het om de rijk vertellende broeder Kuno Binnendijk in zijn pij mee te krijgen. Is hijzelf ook katholiek? "Nog niet", antwoordt broeder Kuno verrassend. "Maar het werkt behoorlijk verslavend. Ik denk er echt over katholiek te worden. Die kerk was toch de eerste. De rest is ervan afgeleid. 't Gaat me heus niet om het een of andere grote gelijk van de paus."

We koersen af op de lunch, in Aduarderzijl, maar eerst heeft gids Stolk nog een fluks tussenstopje bedacht bij het kleine kerkje van Fransum. Een fraai exemplaar, althans aan de buitenzijde. Gast van de dag, marathonschaatsster Daniëlle Bekkering, weet dat hier familie van haar moeder begraven ligt.

Na de lunch gaat het naar Museum Wierdenland in Ezinge. 'Nait smoken' verzoekt een sticker direct in het museum. Er smookt vandaag sowieso niemand. Er is een kordate diatentoonstelling over de Groninger wierden, "De Friezen gebruikten naúúúúlijk weer een andere naam: terp", sneert een damesstem op een bandje. Die hele, imposante wierdengeschiedenis komt de 82-jarige mevrouw Van Kalker-Huizenga bekend voor. "Mijn kleinkinderen reden steeds rondjes op die van Spijk. Ze kwamen er niet uit." De bejaarde buspassagiere rust even uit op een bankje, terwijl de rest boven het museumpje induikt.

Museumbeheerder Lammert Bonninga, zichtbaar een levensgenieter, vertelt kort zijn verhaal en neemt de reizigers 'live' mee naar de afgraving van de wierde. Vier hectares vruchtbare grond van vijf meter hoog werden hier weggeschept en duur verkocht. Het laatste beetje werd gelukkig gereserveerd voor archeologen, in 1930. De Dagblad-reizigers kijken hun ogen uit. Toch leuk, om je eigen provincie eens te onderzoeken. "We zijn bezig onze wierde aangemerkt te krijgen als Unesco-werelderfgoed, zegt Bonninga. "Zorg daar dan maar snel voor", spoort Leentje Scholtens hem aan, zichtbaar onder de indruk. Zo snel gaat dat niet. "Dan zitten we op het niveau van de Egyptische piramides."

(Foto ontbreekt: De buspassagiers vergapen zich aan een opstelling in het Wierdenmuseum in Ezinge.
© Dennis Beek)

Terug naar inhoudsopgave Juli