Na een ballingschap van 3½ eeuw!

(Uit: Het Noorden, jrg 7 nummer 40, 25/12/1931)

De lotgevallen van de oude kloosterklok van Aduard gelijken waarlijk wel iets op de avonturen van een schoone Jonkvrouwe, die in de wilde oorlogstijden wordt geroofd, geschaakt naar verre kasteelen in vreemde landen, en daarna wordt hervonden door een liefderijken ridder, -teruggeleid naar haar oude, eigen volk! De vergelijking gaat - haar wezen getrouw! - wat mank, daar een Jonkvrouwe en de dappere Ridder gemeenlijk geen vierdehalfhonderd jaar plegen te worden, maar een parallel is toch te trekken, als men 't volgende weet.

In 1580 is het zoo machtige - zoowel uit geestelijk als wereldlijk opzicht - complex van kloostergebouwen te Aduard verwoest door de Staatsche troepen na het verraad van Rennenberg, aan wiens zijde Aduard zich schaarde. Wat bleef er over? Een boek - wat kleinigheden in ons Museum - steen - een betrekkelijk klein gebouw, thans de kerk - dus zoo goed als niets, want ook de zware kloostermoppen werden gebruikt voor Groningen's stedemuren! En ja... de kloosterklok, de getuige van glorie en rampen! Maar hij werd door de Staten van Groningen verkocht. Hij verdween naar Duitschland. Waar? Hij werd vergeten, eeuwenlang... totdat het toeval te hulp kwam.

De in Groningen zeer bekende heer P.A. Camphuis, die de historie der stad en de reële herinneringen daaraan liefhad, vond een draad in het vreemde kluwen. Een artikel in een oud tijdschrift bracht hem op het spoor in Wolfenbüttel... en werkelijk, hij vond daar in de toren der Johanneskerk de balling nog in wezen. Alleen tegen het verschaffen van een nieuwe klok met uurwerk en een gipsafgietsel van de oude voor het museum kon de verdwaalde worden geruild... en dat had inderdaad onze milde speurder er voor over: zijn liefde was geen hol woord!. Dat mogen nog wel eens dankbaar en nadrukkelijk memoreeren. Zoo kon de klok in 1924 weer in Aduard worden opgehangen. De hertog van Brunswijk, de kooper, had hem in zijn verzameling oud-heden geplaatst en later ten geschenke gegeven aan de Johanneskerk. Het opschrift luidt:

DOMINUS-GODEFRIDUS-ARNIM-ABBAS 31e IN-ADEWART-ME
FIERI FECIT ANNO 1554 GERRIT-VAN-DEN-DAM

en vermeldt dus, dat de Prelaat Godefridus te Arnhem geboren en de 31ste Abt van Aduard, de klok in 1554 liet gieten door Gerrit van den Dam.

Moge de klok, die hier nu een geheel andere wereld overziet dan vroeger, nog veel goede tijden aanschouwen! En... moge zijn trouwe dienaar, die de klanken daarboven laat uitgalmen, de heer Bakker, als klokkeluider nog zéér lang zijn plicht aan de gemeente volbrengen! Stipt als een uurwerk zelf staat hij op van de schamel in zijn schoenmakerswerkplaats en ...beoefent de gezonde en afwisseling gevende lichaamsbeoefening van het touwtrekken en verliest nimmer zijn vroolijke humeur. We geven hem met plezier hier in zijn werk , zooals hij straks weer op de vele Zon- en feestdagen en de plechtige Oudejaarsavond zijn hooge vriend zal laten spreken. En tevens leggen we bij deze typische foto de stemming vast, de sfeer, waarin wij hem zagen. Hij zegge 't zelf: - bij zijn foto:

Ik luid de klok de oude Abdij
Men hoort men verre en nabij
Langs al zijn oude landen
Waar thans geen oorlogswoestenij,
Geen oorlogsbenden wreed en vrijdag
De schatten laten branden.

Hij was hier thuis, toen rijke macht
Het klooster tot zijn hoogte bracht
Hij zag 't vergaan in vlammen!
Hij regelde eens het machtig werk
Van monnik, leek, - in zaal en kerk; -
Toen moest zijn spraak verlammen!

Gesleurd, verkocht... en hij verdween!
Voor eeuwig heen, zooals het verscheen
Als prooi van woeste mannen!
Waar klonk zijn stem langs stad en beemd,
Als balling, ver van ons vervreemd
En eeuwenlang verbannen?

Maar éénmaal zou onze oude vriend,
Door mij al jaren lang bediend,
In 't dorp van vroeger keeren!
Als is de tijd van macht voorbij,
Ik luid de klok der oude Abdij,-
Zóó zal hij 't zelf begeeren!

Terug naar inhoudsopgave Ingezonden stukken