Brief geschreven door een vader aan zijn zoon

in de oorlog 1940-1945

Groeten uit Aduard

Lieve zoon, in het laatste epistel van jou
Vroeg je of één van ons je wat uitleggen wou
Van ‘t gebeuren hierboven in Groningerland,
En daarom nam ik nu de pen maar ter hand.
‘k Dacht hoe moet ik dat zeggen heel kort
Zo, dat het niet al te langdradig wordt.
Nu, langdradig dat zal het toch worden heel licht
Al is het ook in een twee-regelen-gedicht.
Zo steken we dan van wal van ‘t begin
En zetten vanaf ‘t Zuiden der van ieder wat in.

Piet Nieuman, de timmerman leeft nog tevrêe
Ze kregen op reis weer een dochtertje mee.
Henk Westerhoff trouwde met v. d. Veens Hil,
Maar in hun woning is het nog ijselijk stil.
Schoolderman “ijvrig” als dorpswachter van ‘t veld
Is geweldig op motorgeratel gesteld.
Jo Smit helpt trouw Gerrit Kuipers zijn vrouw;
Wiebe Smit gaat nog steeds met de post op de sjouw.
Schele Wiebe loopt daaglijks met zeer dunne melk
Hij moet dat van Inquart, gehekeld door elk.
Juffrouw Meyer, de moeder van Timon en Koen
Wordt ouder, maar zelf kan ze alles nog doen.
Veldstra de krompoot rijdt motor en fiets
Zijn de benen niet recht, hij kan zo toch iets.
Hendrik Hogewerf zit nog maar steeds met zijn vrouw
Ze heeft rugverlamming en dat betert niet gauw.
Zijlstra, die plakte onze voorkamer dicht
Hij is behanger, dus dat is zijn plicht.

Juffrouw Hendriks, de moeder van Jopie en Griet
Gaat het huis uit, maar waar heen dat weet ze nog niet.
Dan Evenhuis met zijn bekende Geessien
Hij denkt: “O die koeien, als ik nu maar verdien”.
Evert Wielsma wordt ouder, hij fibreert als ter toe.
Maar fietsen dat kan hij, dat wordt hij niet moe.
De plaats waar Jaap Knoopje zijn glorie begon
Staat nog geen gebouw, niet van steen of beton.
Kooi woont aan de oever van ‘t Auwerder Lint
‘k Loof dat hij het geld soms bij hopen gewint.
Kees v. d. Horn die is bakker en wordt ijslijk dik
Hij heeft in zijn vak thans maar zuinigjes schik.
‘t Gemeentehuis is nu een winkel subiet
Alleen maar de waren die vind je er niet.
Nanning is Nanning, dat weet je nu wel
Van die Kazemiers wonen hier toch een heel stel.
Ook bij Postma geen nieuws, net als wij niet veel werk.
Want de waar die verkocht wordt, mindert heel sterk.
Kiestra, die oude, die werkt hem nog dood
Zijn fiets van ‘t jaar tachtig is sikkern al rood.
Vrouw Bos is het Nieuwsblad, een Duitse gerust,
Want waarheid vertellen dat is haar een lust.
Daar heb je de pikhengst, die man heeft een knecht
Want Harm kon niet meer bij een bakker terecht.
Korrenga, ja niet de oude maar Jan
Woont hiernaast; ook geen baby nog man.
Dit huisje kocht Menno, maar niet voor de woon;
Hij huurde “Arbere” nu ook wel zo schoon.
Piet Smit, daar werkt Gretha vanaf ‘s morgens acht
Behalve als de school te Zuidhorn haar verwacht.
Doornbos loenst wat met zijn oog door de bril
Die smid heeft het goed, want hij doet wat hij wil.

Tjitske die rust op haar lauweren voor ‘t glas
En Eppe treurt dat hij eens melkrijder was.
Vrouw Kuipers die handelt in hout en in steen
en Eke die helpt haar, dan gaat het meteen.
Jan Holtrop die werkt op de stadsmelkfabriek
Hij timmert en hamert en metselt de kliek.
De Boer bakt zijn waren, maar hoe dat het gaat
Dat is me een raadsel, maar ploeteren is ‘t maat.
Dan Reinder de zanger die timmerman is
Hij slijpt nu weer schaatsen, nu ‘t wintermaand is.
Naast hem woont Bakker en Bet Smit, zijn vrouw
De tweede vrucht wacht hen van d' huwelijkstrouw.
Ook Vennema woont nog op d' eigenste stee
Hij kan als ‘t zo doorgaat nog heel goed wat mee.
De meisjes van Ite die wonen nu saam
Voor vrijen zijn zij maar subiet onbekwaam.
Oosterhoff, die naast deze meisjes dan woont,
Doet zaken die dunkt me goed worden beloond.
Meester Jonker schudt wijslijk maar wat met zijn hoofd
Net of hij wil zeggen “het is een gek die ‘t gelooft”.
Oosta's wonen rustig, met koppen zo zwart
Want warmte voor ieder licht hun na aan het hart.
Vrouw Klamer die moedert met Hendrik wat om
Je weet wel die Westerloo, zijn stok is zo krom.
Dan heb je de winkel van Doedens er naast
Dat loopt nu juist niet meer zo hard dat het raast.
Vrouw Oosterhof, ‘t vrouwtje van snijderke Derk
Leeft meest van de baten van Pieter zijn werk.
Nu krijgt men de weduw van wijlen Jan Blom
Ze heeft ‘n pensioentje al komt ‘t niet ruim om.
Geert Knoop is soms woest als de olie ontbreekt
Of zou ‘t komen dat ‘t geld in de zakken niet steekt.

Jaap Wegman, de dikke Kamer Olifant
Is met zijn melkrit maar mooi aan de kant.
Met Nanninga is nog alles gewoon
Ook Jaapke is als altijd nog Lalkens en schoon.
Voogd dat is misère, de oude die kraakt,
Ook Venna lijkt soms of het einde genaakt.
Roolvink leeft nog altijd ook ondanks zijn gestel
Naast hem Jet Kersaan ook die ken je wel.
Nu volgt Brechtje Noord met haar brede affuit
Die schommelt heel kalmpjes het gangetje uit.
T. Carsouw de vader van ‘t talrijk gezin
Trekt nu van ‘t kroost soms een beetje gewin.
Blomsma die is nog een goed Kastelein
En crisis beambte op boerenterrein.
Nu woont er de moeder van voorgaande man.
Van haar weet ik niets dus daar schrijf ik niet van.
Hummel bewoont er een kamer van haar
Je weet wel, dan woont deze, dan die er een jaar.
Derk Smit met zijn dochters heeft klompen te koop
De dochters minderen meer dan de klompen hoop.
Pieter Noord melkt wat koeien met Fokke zijn zoon
Nu is Pieter nog baas, straks wordt Fokke patroon.
De winkel die nu volgt is van Holtrop en vrouw
Hij handelt in alles, verpakt en ook rauw.
Wiert Meyer daar huizen de Duitse soldaten
Daarover is het verboden te praten.
Daar woont een collega in ‘t nieuwe gebouw
Nu eindelijk heeft deze man ook een vrouw.
Hendrik Kuipers: die man leeft genoeglijk en lang
Alhoewel, voor veel uitgaven is ie ijselijk bang.
Dan is het JanWegter die loopt op ons pad
Zijn Trijn is nog dik en zijn schedel wordt glad.

De kapper die houdt zich nu meer aan één vrouw
Het slot zal wel zijn de ontluikende trouw.
Arend Donkerbroek, niet bijster vlug op de been
Ook Jantje zijn vrouw wordt zo plomp als een steen.
Gerrit Huizinga die is zwart aan zijn hele voorfront
Zijn zoon is ook gebeten van de zwarte hond.
Jan Visser, je kent hem, die vrijt er maar raak
Met Annie van Roelf Smit, men ziet ze niet vaak.
Nu springen we over de weg naar Klaas Drint
Nou, die woning is waarlijk een ziekenhuis vrind.
Ok Haitmaijer leeft nog op dusdoanig menair
En Bertus dij holt veul van wichter plezair.
Bos met zijn bolhoed woont in ‘t andere huis
Zijn kinderen waren voor hem soms een kruis.
Wietse Kleiker de vroegere knecht van Mans Weg
Is nu eerste putbaas bij Jacob Knoop, zeg.
Pieter Wijma fietst langs wegen en steggen en straat
Handeln doet hij, maar wat al, dat weet ik niet maat.
In een woonwagen huist dan een opzichtersman
Als ‘t fietspad eens klaar is, dan gaat hij als ‘t kan.
Jan Zuidema, bode zonder auto of peerd
Is nu met Jan Wegter geassocieerd.
Klaas Kiemel, hij woont in hetzelfde perceel
De schoppen fabriek levert hem ‘t daaglijks deel.
Weduw Oosterhoff die is heel ziek geweest Henk
‘t Hart deugde niet, ja soms is ‘t leven een wenk.
Pieter Schut strijdt voor Duitschland in vuur en in vlam
Als je ‘t hoort word je naar van zijn akelig gezwam.
Ido Bakker, de mulder, hij is nu getrouwd
Met ‘n dochter van Brouwer die melkkoeien houdt.
Pieter Hoiting verloor laatst zijn enigste zoon
Hij is nu weer op ‘t “voorwerk” als boer heel gewoon.

O ja, Abel Bruining die ging ik voorbij
Van hem is ook niks te zeggen door mij.
Roelof Smit, ja daar gingen we zondag nog heen
Ze leven daar zeer eensgezind naar ik meen.
Nog een huis verder woont A. v.d. Net
Dat hij ambtenaar is kun je zien aan zijn pet.
Veel verderop staat nog de schoppenfabriek
Daar is het heel erg druk door d' oorlogskliek.
Weduw Nanninga slijt rustig haar laatste jaren
Van het geld dat ze vroeger wist op te sparen.
Van der Goot denkt het net als zijn buurvrouw te doen
‘t Moet blijken of ‘t gaan zal met heel goed fatsoen.
Rie Goinga, Juffrouw, is daar niet meer in huis
Sien en Lies koken voor haar op het keukenfornuis.
Mook heeft met de radio een lelijke strop
P. en T. eisen van hem ‘t hele rataplan op.
Martha Staal leeft nog steeds, en is ook weer gezond
‘k Geloof dat ze na de oorlog weer evenwicht vond.
Popke Rozema leeft in het huis van zijn Moei
Bij zijn vrouw zie je niets nog van huwelijks groei.
Berend Hoiting die tobt er toch zo met zijn vrouw
Ze was zeer ernstig ziek en ze betert niet gauw.
Juffrouw Kuipers, geb. Siccama, moeder van Tjeerd
Heeft ‘n mooi huis en centen wat een ieder begeert.
Weduw Datema je weet wel die statige vrouw
Die woning noch Juffrouw veranderen niet gauw.
Van Dijk, ja die man heeft een “deksels” verdriet
Hij heeft ‘n leuke auto maar rijden mag niet.
Een van de geburen, Gez. Balk, naast van Dijk
Viel, en verviel aan de dokters praktijk.
Venekamp die levert ons brood op de bon
Hij deed het graag anders als het maar weer kon.

Nu slaan we blik voor een wijle omhoog
De kerk met haar toren verrijst voor ons oog.
We denken dan ernstig “O Heere bewaar
Dat uw volk toch nog lange zich hier vergaâr.
Door ‘t Godshuis beschaduwt, woont Rinkema's vrouw
Wat volgen die Oosterhoffen elkander toch gauw.
Na Ite stierf laatst weer broer Pieter van Leens
Ook grote familie's gaan uit elkaar eens.
Onze prediker is na de oorlog vol vuur
Hij bezorgt ons soms menig genoegelijk uur.
Hendrik Smit nu Ouderling volgde Oosterhoff op
Het gezin van hem is altijd tip top.
Vrouw Bosma haar dochters die worden al oud
Veel van hun kornuiten zijn nu al getrouwd.
Janna Vegter die nijgt nog als altijd haar hoofd
Aan haar heeft geen man nog ooit liefde beloofd.
Ouderkerk heet haar buurman, die kerel is smid
Bij die lui is geen wieg, ik weet niet hoe dat zit.
Oosta met de Blauwen die leven nog saam
Al is dan hun inkomen niet bijster voornaam.
Borema de ex-onderwijzer komt dan
Voor Anne komt ook niet spoedig een man.
Een hiaat volgt er dan, want dat huisje verdween
Het “Rijk” kocht het en Piet Wasscher ging heen.
De kerk met zijn roemrijk historisch verleden
Is jammerlijk van zijn oud voetstuk gegleden.
Want hier wordt niet zuiver de Christus beleden
Gevolg is dat wij haar nu nimmer betreden.
De slager Jan Hendrik is vleeshandelaar
Zijn waar komt uit Groningen geheel kant en klaar.
Nu zijn Moeder en zuster reeds beide heel oud
Ja Trientje bedoel ik dan als ongetrouwd.

Nu hebben we Oom Pieter die loopt nog heel scheef.
Zou jij ook niet denken dat dit wel zo bleef?
Jan Arends volgt dan, hij is niet meer zo dik
Hij trapt op een bakfiets met heel weinig schik.
De school die nu volgt is “Neutraal” Openbaar
Wat dat recht betekent wordt niemand gewaar.
Jan Smits rijdt nog steeds met benzine en melk
Dat is wat bizonders, dat kan er niet elk.
Piet “Zwartfront” de kuiper gaat daar op de kost
Och waren we maar van zo'n zwartheid verlost.
Nu komt weer een kapper met Jitze zijn knecht
Voor knippen en scheren kan men hier goed terecht.
Bij Popke en Tiet is het goed, niks geen nood
Voor zo ver het betreft dan hun dagelijks brood.
G. van Til onze buur gaat met Mei hier vandaan
Hij zoekt in Oostwold weer een boerenbestaan.
Abel Kazemier, ja, van hem stal men zijn fiets
Hij vernam van zijn rijpaard tot heden nog niets.
Marie en ook Grietje gaan prompt naar Piet Smit
Ik denk dat hem dit in ‘t ouderdomsgeld zit.
Dan volgt een tweede rangs krompen beverzaak
Och oude Rieks, man, dat is een gekraak.
Mijnheer Dokter Cohen die ontsnapt soms een zucht
Voor zulke kornuiten zit er gevaar in de lucht.
Oude Bakker hoeft ‘t klokluiden nu niet meer doen
Al die lui zijn voorlopig op Staats ? pensioen.
Arend Kazemier heeft reuze aan paarden verdiend
Hij werkt met Eev. Wolters zijn handelsvriend.
Die nu volgt is Melle de dorpspotentaat
De ouderdom is ‘t die hem aftakelen gaat.
Huberts, arbeider hij werkt op Langeweer
Vroeger slechte betaler, nu echter niet meer.

Jan Kuipers die woont waar eens Boekholt verbleef
Je weet wel, dat huisje aan vier kanten scheef.
Jacob Hamming is dood, Reinder is nu de man
Die alles verkoopt wat men opeten kan.
Steenhuis had ‘t dit jaar met d' ijsbaan heel goed.
Want schaatsen dat kon men in overvloed.
Oude Vrouw Iwema leeft net als een kamerplant
Dat gebroken been heeft nog steeds maar de overhand.
Jacob Alberts woont verderop, hij wordt al oud
Ze zijn dunkt me al wel ‘n halve eeuw getrouwd.
Vennema Kees nu hij bouwde de plaats van Pé Bolt
Die door het vuur onlangs was onderstboven gerold.
Nu volgt een der zonen van Abraham
Je weet wel ‘t is Jacob van Levie van Dam.
Popma's zoon van die man op Gaaikemadijk
Is timmerman en metselt maar nooit tegelijk.
Jacob Bolt nu, hij geniet nu breed van de rust
Op erebaantjes is hij nog wel wat belust.
Dan volgt Poppenga met zijn welgedaan hoofd
Die heeft ook zijn handen het rusten beloofd.
Ja jandorie nu nog zo'n boerenpersoon
Jensma, op zijn plaats ginds daar boert nu zijn zoon.
Klaas Schutter nu rustende aannemersbaas
Is telkens te hoog op het aannemers relaas.
Nu komt Pieter Wasscher hij moest van zijn stee
De prijs voor zijn steenbult viel nu niet erg mee.
Heel bedaard huist er Vader Andries van Dam
Hij wou dat hij eens wat van Levie vernam.
Bij de sloot heb je dan weer de oude boer Buist
Hij is van Lagemeeden naar hier verhuisd.
Garmt Renkema die kwibus, die leeft nu niet meer
Ja tegen de laatste vijand bestaat geen verweer.

Juffrouw Gerber is te Fransum bij haar dochter tehuis
In ‘t hoofd van die dochter is het zaakje niet pluis.
De Vader van alle burgers woont hier
Naar zijn draaiende molen ziet hij met plezier.
Daarnaast woont Wijngaarden een oude Friesche boer
Hij kerkt nog te Dorkwerd, nou ook ‘n hele toer.
Nu nog je vriend van voorheen, Meester Sjoerd
Die weer je gedachten naar ‘t schoolleven voert.
Frits Huizenga, Veldwachter woont aan het end
Och dat is dunkt me wel ‘n aanneemlijke vent.
Nu hebben w' aan de hoofdweg reeds alles gehad
En wenden ons nu op het andere pad.
Van der Veen, slager, boer, ook was hij diaken
zag ik bezig met ijverig worsten te maken.
Ietwat hoger bij ‘t water daar woont van der Naald
Hij heeft nooit veel eerste prijzen behaald.
Aan d' andre kant van dat huis is Steffen Kersaan
Hij bracht het niet verder dan arbeiders bestaan.
Nu kijken we rond en zien ‘t oude fabriek
Als ik allen daar tel dan is ‘t een hele kliek.
Eerst Wagenaar, die werkt zich tot koemelker op
Voor de “vordering” sprong hij nog juist uit de strop.
Ook Slagter voelt niet voor ‘t gewoon boerenwerk
Hij is ook van lichaam niet heel extra sterk.
De arbeider, heer, Jr. Barteld Hoogeveen
Heeft heel wat klein grutje om de tafel heen.
Steffens kijkt maar wat somber de wereld in
De verloofde van Jaap woont er ook bij hen in.
De jonge Klaas Jonkman wat N.S.B. getint
Wordt meestal minder dan zijn dochters bemind.
Dan volgt oude Klaas aas bijna honderd jaar
Hij heeft zijn posetieven nog goed bij elkaar.

Oude Grietje de weduw van H. Wieringa.
Is Johannes Mettens zijn “Hospita”.
Mans Wasscher leeft rustig met zuster Catrien
Op elke aanbestedingslijst is zijn naam te zien.
Olle Aoltje dij lopt met heur kienderwaogen
Bie streek om overaal wat klandiezie te vraogen
Willem Zantinga, arbeider, metselaar en zo wat
Werkt op ‘t Eelder vliegveld ginds achter de stad.
Dan Berend è Berend è Helmus en vrouw
Zijn kinderen zijn in het melkrijden trouw
Jacob Smitje je weet wel die man met een hond
Loopt met dat beest vaak heel Aduard rond.
Van der Net nu, de oude, die leeft heel alleen
Zijn vrouw ging door ‘t sterven onlangs van hem heen.
Oude Tuinstra kreeg voor enkele maanden terug
Een beroerte en lag lang op zijn rug.
De volgende woning lijkt een vogelen nest
Onder de naam van “Akke” dan ken je ze best.
Lauwe Hekkema is nog bedaard als altijd.
Bang als hij is dat zijn veerkracht verslijt.
Zijn zoon woont er naast hem, hij is socialist
Als je meent dat die traag is, heb jij je vergist.
Nu komt Snijder Kiemel zo krom als een S
Hij heeft verstand van garen en tres.
Sijmen Smit “Schele” die in moesplanten doet
Duwt ook wel de kolenkar, zwart als de roet.
Jacob Kiemel waar Aafke de huishoudster is
Och Henk, met die dame is ‘t helemaal mis.
In ietwat hoger huis, woont dan van der Net
Dat is Willem die vroeger de piston had bezet.
Jacobus Smit doet niks meer, och hij deed ook nooit veel
Ja zo krijgt ieder op aarde zijn deel.

Boeree de ex schipper nu handelaar in kolen
Ziet men steeds achter zijn luchthandkar dolen.
De schoenmaker Visser ziet donker vooruit
Wie nog eens zal strijken met de oorlogsbuit.
Lange Gerrit, nu vader, die werkte voorheen
Toen ‘t niet vroor, waar nu het fietspad verscheen.
De winkelier Arends die lust wel een sputter
Toch is hij daaglijks wel een goede grutter.
Als je nu nog wil weten van enden en zwetten
Dan moet je je naar ‘t Noorden verzetten.
Bertus de koster met donkere broek
Kauwt stevig zijn pruim op de binnendiepshoek.
Vrouw Vrieze haar man is nog steeds buiten spoor
Hij brengt heel zijn leven in ‘t gekkenhuis door.
Nu gaan we de gang in waar allen heengaan
Voor zo ver hier de plaats is van ‘t daaglijks bestaan.
De bron van het prachtig petroleum licht
Waar Klaas Bouman in doet schijnt soms wel potdicht.
Heine woont met zijn Gine genoegelijk saam
Al heeft naar straat toe ook nergens een raam.
Gewichtig hu, ja dat is van der Horn zijn vrouw
Om die te vervoeren, nou, dat is een sjouw.
Bouke Zijlstra is een preciese winkelier
Hij woont met zijn Sietske op ‘t eindhoekje hier.
De bocht nu om woont Pieter de kleine man
Die Hiltje zijn vrouw niet bij ‘t haar krijgen kan.
Piet Wegman die woont in de kerkpastorie
Naar Loppersums kerk ging de dominie.
Jan Brrruining nu, ook die gaat het wel goed
Als hij maar niet zo heel zwaar arbeiden moet.
Zijn zoon Jan woont dan in d' andere kwint
Saam met Lies Velting waar hij kinderen bij wint.

Jan Kersaan, met dat kleine wijf, zeer welgedaan
Is de man waar we nu even stilstaan.
Derk Smits de voorman van de arbeidersbond
Is met zijn teer vrouwtje nog heel goed gezond.
Vader Gerrit en Boukje wonen in ‘t zelfde perceel
Als ‘t op lachen aankomt nu man dan doet ze haar deel.
Jensje hijgt nog maar steeds onder zware last
Van ‘t arm bestuur heeft hij ook nog de kast.
Nu volgt Hendrik Bakker nog net als altijd
Bezorgt hij het Nieuwsblad naar wijd en naar zijd.
E. Holtrop de oude die leeft nog maar pas
‘t Is al heel lang dat het met hem sukkelen was.
Oude vrouw Hummel die verloor net in de kou
Vorig jaar haar echtvriend en is nu weduwvrouw.
Derk met één arm, die vaak loopt met de bel
Zeg ik maar niks van die ken je nog wel.
Achter, heel achter daar woont “Jonker Frans”
Als ‘t op vuilpoetserij aankomt dan is hij wat mans.
Vrouw Hagens is nu ook beroofd van haar man
Zeg Henk, kreeg je daar wel al mededeling van?
Jacobus de man met de melkventersloop
Je weet wel Koos Westra, verdient niet zo'n hoop.
Nu de man die zijn schedel bedekt met een pruik
Als je daar dan nog doorloopt kom jij in de fuik.
Nu stappen we naar de hanebijtersgang
Daar woont Piet Blaauwiekel al jaren lang
En naast hem Freerk Koekoek, die werkt nu niet meer
De aderverkalking dat hindert hem zeer.
Dan Siemon die telkens zo draait met zijn hoofd
Men krijgt de gedachte dat ie ‘t amper gelooft.
In ‘t volgende huis daar woont Kees met zijn Dien
Wat zou die graag zijn middenstandsdiploma zien

Klaas de Groot, die zijn vrouw heeft Oranje geel haar
Ook de kinderen zijn rood maar het lijkt niet zo raar.
Nu het land over en we staan stil bij De Groot
Als hij recht uit zijn deur loopt gaat ie vast in de sloot.
Nu woont er een Hummel, nou daar weet ik niks van
Och ja toch, hij heeft er een fiets van me, man.
Jan Hoiting die kan niet meer werken, is slap
Voor zijn vrouw is ‘t een tobber en niet voor de grap.
Wiert Nieuwman trapt nog op een roestige fiets
Hij heeft ook een betere, die gebruikt hij haast niet.
In het lange huis woont eerst Joh. Zuidema
Arbeider, Chauffeur die ook werkt met de spa.
Nu vrouw Verwolde van die gele man
Nu de jongens wassen heeft ze er vreugde van.
Jan Schipper heeft nu zijn kinderen groot
Een tevreden man al is zijn vermogen niet groot.
Dan volgt nog Roelf Venema met zijn zoon Jan
Die zoon daar komt nooit weer een kerel van.
Op de poepenburg is het nu alweer gedaan
En krijgen we eerst ‘t huis van Marten Kersaan.
Die wagenbestuurder van Wildeboer en Kool
Woont dan weer naast Velting daar vlakbij de school.
Bij Velting daar stappen we even in huis
Lof is getrouwd en Profs benen zijn niet goed pluis.
Henk Wegman die nu is getrouwd met een Vos
Werkt nu in de winkel, Piet is er uit los.
Dan woont er een Middel, of is het een kwaal
Ik weet van die man toch geen teken of taal.
Hazenberg de schoonpa van Velting woont dan
Zijn vrouw die is oud, hij een bejaarde man.
Nu gaan we te zamen nog over de brug
Nog enkele lui en dan zijn we er vlug.

De eerste dat is dan die Hendrik ter Veld
Hij is opperman, ‘t vrouwtje melkt met geweld.
Roelf Holtrop is stoker op een grote fabriek
Hij was voor een tijdje heel ernstig ziek.
Dan heel aan het end Jan J Jan Kazemier
Hij beleeft met zijn gasketel veel displezier.
Geert Schipper die woont in een houten tent
‘t Kan ook een woonwagen wezen, mij onbekend.
Nu krijgen w' onze beroemde zogenaamde binnenvloot
De eerste is van Pietens, die bokken soms schoot.
Hoeksema lijkt wel vlootvoogd, maar elk is hem zat,
Het is dan ook echt een vervelende fat.
Westra die nu volgt heeft een groot gezin
De lange Bok Bols brengt er nu ook centen in.
Dan volgt er de schuit van Kornelis de Groot
Zijn zoon Berend volgt hem wel op, eens bij zijn dood.
Boersma ligt aan de kop in zijn wankele schuit
En nu is de tocht bij de woonschuiten uit.
Nu moeten we nog naar de Oude Boschlaan
Waar de school, Datema's hek en de paardeschuur staan.
Meester Ubels is d' eerste die men daar ontmoet
Voor ‘n school in het dorp is zijn onderwijs goed.
Jurrien Klaus is naar Duitschland en werkt daar voor geld
Al is hij er nu juist niet zo erg op gesteld.
Jan Niemeijer die woont daar ook in dat huis
Hij werkt liever hier dan daarginds bij de Pruis.
L. de Groot lust graag klare en snijdt wel eens op
Zijn tuin dat is een wonder, die staat op zijn kop.
Op ‘t hoekje woont Helmus, hij werkt er voor twee
Zijn zielszieke vrouw is op ‘n andere stee.
De oude baas Rieske die hokt er maar wat
Bij d' oude vrouw Helmus, wat hindert hem dat?

Jan Wierenga ook wel eens “Piepke” genaamd
Maakt met zijn veestapel menig werkman beschaamd.
Teruggaand komen we nog Agata tegen
In de omgang zo daaglijks is ze niet erg verlegen.
Mattheus haar broer woont nu in ‘t zelfde huis
Je weet wel die vrouw van hem is een Pruis.
Berend Kazemier leeft heel tevreê met zijn Zwaantje
Bij zijn zonen vervult hij nog heel vaak een baantje.
Nu rest ons nog, heel aan het andere end
Roelf Wobbes, dat is een oud wijf van een vent.
En d' oude baas Veenstra, nu weer bijster sterk
Al doet hij nu juist niet het moeilijke werk.
Ja, en dan om de zaak heel klaar te maken
De Wethouder Anne met zijn snor op de kaken.
Hij woont wel wat verderop buiten de stad
Maar jonges een Wethouder betekent heel wat.
Men kan er nu zoiets maar gaan beginnen
Maar ‘t valt soms niet mee om nog iets te verzinnen.
Het hele dorp hebben we nu al gehad
Een paar uit d' omgeving nu nog op een blad
‘k Begin bij Ab Kuipers de pientere boer
Die ‘t Groningsche melkfabriek immer trouw zwoer.
In de Opel van ons rijdt hij rond in ‘t contrein
Betre klant voor de auto zal er wel niet zijn.
Jacob Knoop uit de sloperij nu dat is een man
Die toont in deez druk wat men maken nog kan.
Hij bouwde een smidse, bouwt wagens en zo
Ook draaien ze assen, ja Jaap is niet bloô.
Nu zie ik Geertsema op zijn kapitale gedoe
Om al die jongens te regeren daar hoort wel wat toe.
Hij is hard als het ijzer en stuurt recht vooruit
Jan is kalm, soms speelt er een lach om zijn snuit.

Jouke Bosma (Zijn vader die is nu al dood)
Ziet steeds ‘t aantal ambten ontzaglijk vergroot
Hij is voorzitter hier en bijzitter daar
Je treft hem zelden ‘t huis in zo'n hele jaar.
Ton Wolters ook die ken je, die zoekt druk om een wijf
En Aaf is ondertrouwd nu al een week of vijf
Dat gaat om de punten, ze trouwen met Mei
Op de lange afstand krijg j' er zeker punten bij.
Op de Hamsterburgt is nu de boer zoonlief Jan
Hij blijft bij zijn Moeder, vrouwen houdt hij niet van
Althans van een verkering ziet niemand nog iets
Maar die ouden zijn stiekum, vertellen ook niets.
Jo Blauwiekel die staat maar te kijken op ‘t strand
Hij heeft de verwarming nog steeds bij de hand
Maar hij kan niet rijden, nog slechts op een fiets
Daar zit hem de knoop, want zulks dat zint hem niets.
Om nu verder nog ‘n enkele te noemen op “Ham”
Dan is het Simon Voogd die naar voren dan kwam
Die moet nu weer sukkelen met twee of één knol
Van de benzinetractie is hij anders vol.
De dikke Noorman, althans dik is zijn hoofd
Die heeft er de winter weer veel goeds beloofd.
Als hij straks de winkels weer bereist om het geld
Dan wordt het dunkt me in duizenden geteld.
Nu nog even stilstaan bij Steffen Kersaan
Dan zie ik jou weer met een rode bol staan
Je had er gefietst, trappend tot aan Den Ham
Terwijl Ezinge heel duidelijk op ‘t netvlies je kwam.
Nu hou ik er op want mijn pen is ook droog
Maar ‘k weet dat je Auwerd weer ziet voor je oog
En dat was je wens, zoals ik het verstond.
‘k Hoop dat er die wens nu bevrediging vond.

P.L. A.

Terug naar inhoudsopgave Ingezonden stukken